Ik was al een tiental jaren, min mijn legerdienst van 18 maanden, bezig met lessen in de lichamelijke opvoeding op het Sint-Vincentius-college te Eeklo. In samenwerking met nog een paar LO- leraars en de bereidwillige medewerking van andere vakleraars waren al een tweetal turnfeesten op Itaka, met de volledige schoolbemanning, afgewerkt toen de prefect mij meldde dat ik met het begin van het schooljaar, september 1965, een nieuwe turnleraar als collega zou mogen begroeten. “Het is een zeer goede speerwerper” had hij er vleiend bij vermeld, dit omdat hij wel wist dat ik ook dit atletiekonderdeel beoefende.
En, schooljaar september 1965 zou voor de lichamelijke opvoeding heel bijzonder worden. De lesuren werden verdubbeld en de feestzaal werd zo vernieuwd en ingericht dat zij in weinig tijd kon uitgepakt en geïnstalleerd worden tot een heuse turnzaal met alle nodige ingrediënten zoals onder meer het verschijnen van de centimeters dikke moussematten in plaats van de ruige, harde kokos valbrekers. En, los van het turnen, de school mocht ook nog met ingang van dit lessenjaar, een nieuwe superior inhuldigen, mijn vierde baas.
Bij het begin van dit schooljaar, daar verscheen Walter De Bock, de nieuwe leerkracht LO, voor de school, een tweede licentiaat in de lichamelijke opvoeding. Rijzig en kloek van gestalte, kaarsrecht en soepel van allure en daar wij, op millimeters na, dezelfde lengte hadden en andere overeenkomsten, klikte meteen de collegialiteit.
Walter kreeg de nieuwe turnzaal met uitstekende akoestiek ter beschikking en ik was verder, onder de gebouwen van het lager onderwijs, in de turnzaal waar ik ooit als student bezig was onder het toeziend oog van de actieve atleten, uitgebeeld in “fresco’s” op de noordelijke muur, doende. Met twee uren lestijd werd er, naast de grond- en het toestelturnen, nu ook meer aandacht besteed aan atletiek en allerlei balsporten, waar Walter zeer bedreven in was.Alras werd de verstandhouding tussen ons beiden uitstekend en verstonden wij elkaar bij het wisselen van de speelterreinen buiten, de oefeningen in de zalen en de verdeling van de oefenbanen in de zwemkom.
Naarmate de jaren vorderden en banden altijd maar hechter werden groeide de collegialiteit naar vriendschap. Zo gebeurde het wel eens dat wij, met nog een paar andere leraars LO met de echtgenotes, samen ten huize van de een of de andere kwamen om in alle gezelligheid te genieten van de verhalen over elkanders doen en laten.
En de wederkerige genegenheid vooral tussen Walter en zijn Monique en mijn Suzanne en mezelf groeide gestaag.
Wij vierden, beurtelings uiteraard, ons op rust gaan, ikzelf op 56- en Walter op 55-jarige leeftijd. En zoals vele leraars, allemaal vrienden en collega’s, weten dat ik, alleen of met Suzanne, nu meer dan vroeger, schier dagelijks, bij weer of geen weer, zowel binnen als buiten, meestal in de namiddag aanwezig ben of zijn in de Drongengoedhoeve, verschenen collega Walter en Monique ook al eens doorheen de toegangspoort. Als het zonnetje lekker van uit het zuiden de witte gevel van de hoeve koesterde werden alras een viertal stoeltjes rondom een tafeltje gerangschikt, een koffie besteld en de leute en het genieten van elkanders gezelschap, kon beginnen. Meestal liepen de gesprekken, enerzijds tussen de twee dames en anderzijds tussen Walter en mezelf.
Wij herbeleefden de avonturen in de Waalse dorpjes Walzing, Bonnert, Frassem, Vance, Lagland en menige andere, die wij op bevel, moesten “bestormen, veroveren, bezetten en houden!”. Immers wij beiden dienden het vaderland in de opleiding tot KRO in de infanterieschool te Aarlen, uiteraard met een tijdsverschil.
Of over de krijgsverrichtingen, bewegingen en manoeuvres in de beide wereldoorlogen. Walter was daar zeer belezen in.
Of hoe wij beiden onze verborgen talenten konden botvieren in de kunstacademie, Walter in Eeklo en ik in Maldegem.
Of zagen wij vele gebeurtenissen, leuke, plezierige of ernstige terug voor de geest komen in de anekdotes over het omgaan met de leerlingen en de andere leraars. Het was een zalige tijd met een uitgelezen team van collega’s en bij uitstek brave, gewillige leerlingen op een paar rebellen of leukerds na. Voor ons, de beste tijd op deze school.
Beiden werden wij op de Hoeve menig maal herkend en erkend door oud-studenten als hun turnleraars van toen. Wederom van “weet jij het nog, ik heb nog les gehad van u?” Sommigen hebben wij gekend als leerling en daarna zelfs als collega. Een dankbaar gevoel.
Maar de laatste tijd werd het moeilijker voor Walter. Zijn houding, zijn gang, zijn stem waren dat niet meer. Bij iedere begroeting bij de aankomst of bij elk afscheid was de gemeenheid van vriendschap meer voelbaar. Hij was dankbaar voor onze ontmoetingen.
Tot die keer, terug op de Drongengoedhoeve, gezeten tegen de witte gevel, genietend van de stilte, de zon en de koffie. Vanop de parking van de hoeve, wat nooit de gewoonte was, naderde een koppel te voet. Wij herkenden Walter en Monique. Zij begeleidde Walter ondersteunend langsheen de hoevegevel tot bij ons. De wijze waarop zij naderden deed mij pijn en flarden van de competente en polyvalente collega kwamen mij voor de geest.
Ooit kon atleet De Bock vanuit een boogspanning van synergetische spieren, frontaal lopend vanaf zijn steunspike tot aan de handgreep van de speer, deze met een explosieve kracht wegstoten. Zij wist niet wat haar overkwam. Trillend over gans haar lengte door de meegeleverde kracht, nam zij hoogte onder de juiste stijghoek, werd iets kleiner in de vlucht om dan, met een dof geluid, bevend neer te ploffen op een recordafstand van de toekijkende werper, ooit jeugdrecordhouder in deze discipline
Neen, dat was deze Walter niet meer, deze collega atleet Walter niet meer , maar nu wel meer dan ooit beste vriend Walter.
Later, op een reünie van een vijftal leraars LO. Nee, dat was leraar lichamelijke opvoeding Walter niet meer.
De kliniek. Sympathie in de letterlijke betekenis van mede lijden werd hier aangevoeld. Graag had in nog even zijn leerlingen, samen met mijn eigen pupillen begeleid op de bus op terugweg van de zwemkom naar de school. Dit om Walter toe te laten, het laatste schooluur van de dag nog een dringende boodschap te laten doen in de stad. Maar door onmacht overmand, door overmacht ging dat hier nu niet meer.
Of toch, bij een ander bezoek, hij in zijn ligstoel en ik op de rand van zijn bed, heel dicht bij hem wisselden wij gebeurtenissen, fel gearticuleerd, uit de tijd van toen. Hierbij was de dankbaarheid, vol emotie, duidelijk te zien en aan te voelen. De collegiale vriendschapsbanden aanhalen brachten wel zichtbaar soelaas.
En nog een andere keer. Wij terug heel dicht bij elkaar. Hij wees naar een grote zwarte map op het vensterblad naast hem. Ik doorbladerde de lijvige verzameling kunstwerken, alles keurig verpakt in een doorzichtige folie. Eens dreef Walter met beheerste kunde en kracht, de guts en haalde korte of lange lijnen of gehele stukken uit een zachte linoleumplaat. Bij het afdrukken verschenen dan in fel contrasterende tinten van zwart en wit zijn kunstwerken op het vezelig papier. Vol trots en genoegdoening volgde hij mijn bewonderend gedoe. Soelaas!
Op het einde van de maand juli is Walter verhuisd van de kliniek AZ Alma naar het woonzorgcentrum Sint-Elisabeth in de Tieltse Steenweg. Via de lift naar de tweede verdieping en langs een lange gang bezochten wij, Suzanne, Monique en ikzelf, Walter op zijn kamer. Een kleine ruimte maar keurig en netjes. Van zodra hij mij bemerkte, klaarde zijn aangezicht op en volgde de begroeting, meer dan een handdruk. Walter lag languit op zijn bed en volgde ontspannen en schijnbaar begrijpend alle gesprekken.
Oh, ooit werd dit atletenlichaam aangestuurd door fijn gedoseerde zenuwprikkels om zo de juiste bewegingspatronen op te wekken tot lichamelijke prestaties. Dit, om in de lessen lichamelijke opvoeding, alles over te dragen aan zijn leerlingen. Welke gecoördineerde zenuwflux is er niet nodig om de lichaamshouding, de ellebogenstand, de begeleidende handenondersteuning op de basketbal, om hem met een onberispelijke goede vluchtboog van op afstand te laten scoren in de basket? Ook in de andere sporten en disciplines is deze fijne aansturing van de spieren via de zenuwbanen, deels verkregen door talent, deels verworven door trainen en oefenen, nodig. Via deze lichaamstaal onderrichtte Walter duizenden leerlingen. Hij belichaamde zijn opdracht met kunde en toewijding. Zo voldeed hij optimaal aan het lichamelijk onderdeel van het college parool: “mens sana in corpore sano”
Maar nu, nu faalt deze zenuwbegeleiding ten nadele van het spierweefsel…
collega Wilfried